Gebouwd op een lege heuvel aan de voet van het erachter gelegen Paas(ch)duin waar het naar vernoemd werd.
“Op Den Zevenentwintigsten November 1900 twee werd de akte van overdracht getekend door Notaris Carel Hendrik Moens, ter Standplaats Beverwijk, waarbij “Een perceel bouwterrein te Wijk aan Zee, Kadaster gemeente Wijk aan Zee en Duin, sectie A nummer 1571, groot tien Are twee Centiare”, door de Naamlooze Vennootschap Buffetmaatschappij “E Pluribus Unum”, gevestigd te Amsterdam werd overgedragen aan Naamlooze Vennootschap ,,Pension ’t Paaschduin’’ gevestigd te Wijk aan Zee en Duin, dit voor den prijs van twee duizend vijf honderdvijf gulden.”
Met deze handeling werd een begin gemaakt met de geschiedenis van Hotel ‘t Paaschduin. De overdracht van het stuk grond waarop dit pand, dat inmiddels tot de geschiedenis van het dorp Wijk aan Zee behoord, zou worden gebouwd.
De Naamlooze Vennootschap ,,Pension ’t Paaschduin’’ gevestigd te Wijk aan Zee en Duin werd vertegenwoordigd door het College der Commissarissen, waarin de Heeren:
- Pieter Vlietstra, woonende te Wijk aan Zee en Duin;
- Auke Vlietstra, koopman woonende te Amsterdam;
- Anthonie Deks Rijkszoon, Directeur van de Stichtse Hypotheekbank te Utrecht, woonende aldaar; en
- Gerard Joan Rooze, architect woonende te Beverwijk.
Gerard Joan Rooze tekende niet alleen de akte, hij tekende ook het pand. Via de gemeente Beverwijk kwam ik in het bezit van een kopie van de Blauwdruk die hij hiervoor maakte. Deze blauwdruk stamt van 1901, voorstellende een pension en vakantie inrichting voor kinderen.
Er werd een bouwvergunning aangevraagd met als bestemming een ‘Pension en Vacantie-inrichting voor Kinderen’. Deze bouwaanvraag werd goedgekeurd op 5 april 1902 en afgegeven op 14 april 1902.
Volgens de koopakte van de grond moest de bouw van dit pand binnen een jaar na aankoop van de grond gerealiseerd zijn. Pieter Vlietstra ging met zijn gezin het pand bewonen en besturen. Zijn dochter Aukje trouwde er in 1907.
1905
Op 7 maart 1910 wordt het eigendom overgedragen door de Naamlooze Vennootschap “Pension Paaschduin” aan de heer Jan Emil Scheffer. Hij koopt “een huis, ingericht tot pension met aanhoorigheden erf en tuin, gelegen te Wijk aan Zee, Kadastraal gemeente Wijk aan Zee en Duin, sectie A nummer 1571, groot tien are twee Centiare” voor een koopsom van twintigduizend gulden.
In de akte staat bij Jan Emil Scheffer ‘zonder beroep’, iets dat ik in de latere akte van verkoop ook weer tegen kom. Wat er in die jaren gebeurt is, ik heb er geen gegevens van kunnen vinden. Maar het feit dat het in de hierop volgende akte wordt overgedragen aan Klaas Jongert welke pensionhouder is te Wijk aan Zee, geeft mij het vermoeden dat Klaas Jongert hier eerder hard aan het werk was dan vanaf het moment dat hij het kocht en eigenaar werd.
Het is 28 februari negentienhonderd 19 als de heer Jan Emil Scheffer overgaat tot de verkoop van een huis, ingericht tot pension met aanhoorigheden erf en tuin, gelegen te Wijk aan Zee, Kadastraal gemeente Wijk aan Zee en Duin, sectie A nummer 1571, groot tien are twee Centiare, met de geheel in het perceel aanwezige inventaris. Dit voor een koopsom van 12.500 gulden voor het pand en 4.000 voor de inventaris. Ook het feit dat deze verkoopprijs lager ligt dan de aankoopprijs is een aanwijzing voor mijn vermoeden.
Het verhaal gaat dat als Klaas Jongert is overleden, de bewoners van het dorp nog lang geprobeerd hebben zijn vrouw te steunen. Zo wilde zij zelf het pension voortzetten maar dit heeft helaas niet mogen lukken. De lopende schulden van de hypotheek (13.076 gulden en 50 cent) werden door de bank opgeëist. Zie hier de vooraankondiging uit De Telegraaf van 1 april 1934
En zo wordt er dan op 15 juni 1934 in Café Sonnevanck te Wijk aan Zee overgegaan tot de publieke verkoop van het pension ,,Paaschduin” gelegen te Wijk aan Zee, nabij den Julianaweg met erf en verdere aanhoorigheden, Kadastraal bekent gemeente Wijk aan Zee en Duin, Sectie A nummer 1571, groot tien are vijf centiare.
Het eigendom wordt overgedragen door de Coöperatieve Vereniging Boerenleenbank te Wijk aan Zee en Duin (gerechtigd door de hypotheekschuld) aan zichzelf, getuige de akte welke is overgeschreven in het dagregisterdeel 191 nummer 313. Dit voor de koopsom van negenduizendnegenhonderdgulden. De bank zal het pand nog lang in eigendom hebben, na de oorlog in 1948 zullen zij het pas ter verkoop aanbieden aan de bewoner van dat moment.
Over de tussenliggende jaren, 1934-1939 is bekend dat het Natuurvriendenhuis (het latere NIVON) er in gevestigd is geweest. Zij huurden het pand van de bank. Het werd verbouwd in eigen beheer door vrijwilligers zodat er een mogelijkheid kwam voor laag betaalde arbeiders om een of twee weken met vakantie te gaan. Men kon er zijn eigen potje koken zodat er veel bespaard kon worden op pensionkosten. Maar ook dagjesmensen konden er verblijven. Er werd voorzien in een behoefte in die tijd. (bron: www.banjaert.nivon.nl)
Na de mobilisatie in september 1939 waren er eerst Nederlandse soldaten gelegerd. Een van deze soldaten stuurde deze kaart naar huis:
Dan wordt op 23 januari 1948 in eigendom weer overgedragen “Het pension “Paaschduin”, plaatselijk getekend 45 met erf en grond, uitwegende naar de Julianaweg te Wijk aan Zee, kadastraal bekend gemeente Wijk aan Zee en Zuin, Sectie A nummer 1571, groot tien are, twee centiare”, door de Coöperatieve Boerenleenbank “Wijk aan Zee en Duin”, aan de heer Willem Adrianus Johannes Jacobus van der Sluis, aannemer, wonende te Wijk aan Zee, Julianaweg 45, voor een koopprijs van negenduizend gulden. Het pand was door de heer Van der Sluis al op 1 mei 1947 in eigendom en genot aanvaard. Zo moesten ook de lasten nog betaald worden vanaf die datum. Het bedrag hiervoor was honderdvijftig gulden.
Uit de verhalen weet ik dat de heer Van der Sluis heel veel werk aan het pand heeft verricht. Na de oorlog was er niet veel van het pand over. Na de capitulatie in 1940 zijn de Nederlandse militairen uit en de Duitse militairen in het pand getrokken. Het feit dat deze laatsten na de oorlog het pand moesten verlaten heeft directe gevolgen voor het pand gehad. Uit nijd hebben de militairen hun munitie opgemaakt. Gevolg: op de begane grond kon je waar eerst het dak was nu de hemel zien. Van der Sluis heeft er voor gezorgd dat in rustige tijden zijn werknemers nog genoeg te doen hadden. Met elkaar maakten zij ’t Paaschduin weer bewoonbaar.
Een plek nu, voor de badgasten die voor vertier naar Wijk aan Zee kwamen. Er werd een 9 holes midget-golfbaan en een tennisbaan aangelegd ter vermaak van de badgasten. En, er kwam behalve koud ook warm water uit de kraan. In die tijd een hele grote luxe.
In oktober 1948 en augustus 1951 werden er door Van der Sluis nog wat stukjes grond bij aangekocht die nog in bezit was van de Naamloze Vennootschap: Buffet Maatschappij “E Pluribus Unum”. Zo te lezen door de akten heeft deze naamloze vennootschap nog lang eigendommen gehad in Wijk aan Zee.
Op 30 december 1957 verschijnen mijn ouders dan ten tonele. Zij kopen het pand van Van der Sluis en zijn vrouw. De omschrijving van het geheel dat op dat moment wordt aangekocht:
“De villa, erve en duinterrein, in gebruik als hotel, café-restaurant te Wyk aan Zee aan de Julianaweg 45, met tennisbaan en midget-golfbaan, kadastraal bekend gemeente Wyk aan Zee en Duin, Sectie A nummer 2601, groot vier en dertig are vyftien centiare en Sectie A 2870 groot zes en veertig centiare, met volledige hotelinventaris en goodwill”.
Dat er veel is gebeurd in de directe jaren na de oorlog is ook aan de omschrijving bij het kadaster te zien. Er is verkaveld en ook heeft het pand en eigen adres gekregen.
Naast dat Van der Sluis heel, heel veel aan het pand gedaan heeft, weet ik ook niet beter dan dat mijn vader altijd bezig is geweest met onderhoud. Binnen en buiten, het meeste deed hij zelf. Als hij aan ’t klussen was mocht ik helpen. Zo leerde ik behangen, schilderen, aan-uit knopjes in snoeren van lampjes zetten. Altijd handig 😉
De tennisbanen en midgetgolfbanen verdwenen. De laatste in begin jaren ’60 (vorige eeuw) door de komst van een 18 holes gravelmidget-golfbaan in het later aangelegde Paasdal, Voor deze banen is gebruik gemaakt van het gravel van de tennisbaan van het hotel 🙂 Waar eerst de tennisbaan was werd een speelterrein aangelegd voor de kinderen van de badgasten, twee schommels, een wip en een grote ‘familieschommel’.
De eerste jaren wordt het hotel mede gerund door een zuster van mijn moeder. Maar ja, zoals zoveel gebeurd, met familie kun je beter wandelen dan handelen. Zo wordt in januari 1962 deze samenwerking opgezegd en doen mijn ouders het verder samen.
Nu ja, samen . . . Voor 2 personen is het bestieren van een hotel wel te doen, het werk krijg je echter niet met z’n tweeën gedaan. Kamermeisjes, obers/serveersters, keukenhulp, een kok. Deze hebben allen mede mogelijk gemaakt dat het hotel draaiende werd gehouden. Een paar herinneringen uit die tijd:
– kamermeisjes zijn absoluut leuker dan kindermeisjes;
– kamermeisjes kunnen prima als serveersters functioneren;
– kamermeisjes werden gevraagd in de krant: Nieuwsblad van het Noorden;
– op woensdag was er ook een werkster, mevrouw Mol. Op woensdag scheen steevast de zon! Haar grootste plaag: onze hond. Onze spaniël haar hobby was het om de emmer van mevrouw Mol (gevuld met water) om te gooien. En anders jatte zij de ragebol wel van de steel;
– eens in de maand kwam er een naaister, mevrouw Bonarius. Zij verstelde lakens, naaide gordijnen en toverde ooit een rol oranje badstof om in handdoeken. Vervolgens kwamen deze handdoeken geel uit de wasserij terug…..
– mevrouw Bonarius werd dan door mijn vader ’s morgens opgehaald en aan het eind van de dag naar huis gebracht. Alle lekke banden die hij ooit reed waren op dit traject;
– nieuwe collega’s werden gedoopt. Dit gebeurde door ze op te tillen en in de gootsteen te zetten;
– mijn moeder is in die jaren slechts één dag ziek geweest. De kok kookte bloemkool met (volgens mijn moeder) een stijfsel saus. Dat kon de gasten niet worden aangedaan . . .
– verder was de kok een echte kok, met buis en sloof. Die heb ik mijn moeder nooit zien dragen;
– mijn ouders hielden er van om er een feestje van te maken met de gasten. Zo werd er ’s nachts gezwommen als de zee ‘lichtte’, bossen ballonnen gekocht als er een optocht was in het dorp om deze als het donker werd, met een fietslampje op batterij op te laten.
Gasten kwamen jaar na jaar terug, liefst met de hele familie. Zo ontstonden er ook mooie vriendschappen.
Dan breekt er eind jaren ’60 een slechte tijd aan voor Wijk aan Zee als badplaats. Ook een hele slechte tijd voor de hotels in het dorp. De Hoogovens groeit, zij hebben bedden nodig om hun medewerkers een slaapplek te geven in de periode dat er nog geen woning in de regio voor hen beschikbaar is. Zo huurt de Hoogovens bij vele hotels alleen de bedden. In Hotel Trio is er, ook voor de ‘bewoners’ van de andere hotels, de gelegenheid voor de hoogovenmedewerkers om te eten.
In die jaren wordt de serre van het hotel omgebouwd, er komen drie hotelkamers met een gezamenlijke douche en een apart toilet. Achter het pand komt een dubbele stacaravan met zes slaapgelegenheden neergezet.
Dit duurt tot in de tweede helft van de jaren ’70. Dan gaat het ook met de Hoogovens niet goed en wordt het contract dat zij met mijn ouders hebben niet verlengd. Ombouwen tot een hotel met de nieuwe eisen van die tijd (kamers met eigen bad en douche) is financieel niet haalbaar. Wijk aan Zee is op dat moment geen florerende badplaats.
Zo wordt Hotel ’t Paaschduin na ruim 75 jaar onderdeel van Wijk aan Zee dan onderdeel van haar geschiedenis. Hotel ’t Paaschduin, een pand waarin velen onderdak vonden. Te gast, als werknemer, als onderduiker, als (tijdelijk) thuis, als ouderlijk huis. Behalve het pand is inmiddels ook het adres verdwenen. Het valt nu onder de vernummering van het Paasdal. Begrijpelijk, de rechtstreekse verbinding met de Julianaweg is verdwenen.