Een muzikale theater – locatievoorstelling over verschillende generaties wier levens vervlochten zijn met de staalfabriek Tata Steel. Over familie, strijd en gemeenschap. Over identiteit, veranderende tijden, elkaar verliezen en terugvinden. Over naar elkaar durven luisteren.
Een productie van: De Vlammende Eend | Concept: Christine Otten, Tina Krikke, Alev Kutluer | Tekst: Christine Otten | Regie: Alev Kutluer, Tina Krikke | Spel: Christine van Stralen, Mingus Dagelet, Sytske van der Ster,, Leòn Ali Çifteci | Muziek: Gabriël Damude | Dramaturgie: Celine Buren | Scenografie: Elian Smits | Geluid: Rik van der Veen | Licht: Vincent Romijn | Mede mogelijk gemaakt door: Fonds Podiumkunsten, Fonds21, Prins Bernhard Cultuurfonds, Gemeente Velsen | Met dank aan: Tata Steel, Hoogovenmuseum
Bron: https://www.onderderookvandehoogovens.nl/
Na de voorstelling werd ons gevraagd om ons verhaal te vertellen, ons eigen verhaal Onder de rook van de Hoogovens.
Onder de rook van de Hoogovens, groeide ik 16 jaar lang op in de jaren ’60-’70 van de vorige eeuw. Ik keek uit op de Hoge Ovens, vanuit mijn slaapkamer raam. Discussies over de gezondheid van de inwoners van het dorp waren er toen niet, tenminste niet dat ik mij herinner. Wel werd er gesproken, over de wind die verkeerd stond waardoor je dan de Hoogovens rook en die zwarte stofdeeltjes meenam. Die zwarte stofdeeltjes maakten dat de ramen opnieuw gelapt moesten worden, dat de was opnieuw gedaan moest worden. Schone ramen en schone was, dat was altijd heel erg dubbel belangrijk bij ons. Bij ons sliepen namelijk de ‘Mensen van de Hoogovens’. Deze ‘Mensen van de Hoogovens’ zijn mijn connectie met de Hoogovens.
Wie waren deze ‘Mensen van de Hoogovens’ eigenlijk. Het waren de werknemers die waren komen werken bij de Hoogovens en daar ver vandaan woonden. Vanuit alle windstreken kwamen zij voor een baan en een toekomst. Bij de start van hun werken bij de Hoogovens was er meestal geen woonruimte beschikbaar, die werd pas later toegewezen. In de tussenliggende tijd werden zij ondergebracht, onder andere in de hotels van Wijk aan Zee. Het hotel van mijn ouders, hotel ’t Paaschduin, was er daar een van. Voor de hoteleigenaren in Wijk aan Zee (wat ik mij herinner ook de hotels Reimers, Noordzee en Trio) was dit een prettige oplossing om hun bestaan te kunnen waarborgen. In die tijd was Wijk aan Zee niet echt meer de badplaats van weleer. De boekingen liepen terug door de Hoogovens en door te verhuren aan de Hoogovens kregen zij standaard alle bedden betaald, tegen een vast tarief. Ook als zij niet beslapen werden. Bij ons werd er alleen geslapen, het eten werd verzorgd in de grote keuken met bijbehorend restaurant van hotel Trio aan de overkant van de straat. Ook daar sliepen ‘Mensen van de Hoogovens’ en was een enorm grote hotelkeuken aanwezig. Ons hotel was opgedeeld in zones, de Hoogovens was en is een 24/7 bedrijf, er wordt gewerkt in ploegen. Hiervoor kregen wij een Hoogoven kalender met daarop zichtbaar in kleuren welke ploeg er wanneer werkte, nog belangrijker wanneer welke groepen zouden slapen. Door de zone indeling van de kamers, hadden de gasten zo min mogelijk last van elkaar. De gasten kregen ‘op kleur’ een kamer toegewezen. Nou ja, kamer . . . beter gezegd bed, over het algemeen waren het 2 en 3 persoons kamers. In de tijd van nu zou dit allemaal een ‘not done/no go’ zijn, dat met meerdere -vooraf nog vreemden- op één kamer, met douche en wc voor gezamenlijk gebruik, op de hal. Het woord privacy bestond in de jaren ‘60/70 vorige eeuw nog niet 😊
De Hoogovens was goed voor zijn personeel, is mij altijd verteld. Er over oordelen kan ik, gezien mijn leeftijd van toen, zelf niet. Wel was ons hotel als tussenstation natuurlijke een mooie oplossing. Slapen, eten en drinken werd verzorgd, en zodra er woonruimte beschikbaar kwam, konden zij zich daar met hun gezin herenigen en settelen. Deze ‘Mensen van de Hoogovens’ kwamen trouwens niet alleen uit Nederland. Ik herinner mij ook Ambonezen, een ervan trouwde met ons kamermeisje (waarna mijn moeder het werk verder alleen deed 😊). Ook werden er Spanjaarden, Italianen, mensen van Turkse afkomst en uit Suriname in de hotels ondergebracht. Onder hen waren er die iedere verdiende cent naar huis stuurden, zodat hun familie thuis het goed had, en daarnaast hard spaarden om later terug te kunnen keren naar hun thuisland.
Een van de Surinamers vergeet ik nooit meer (Lesley van der Gelt), niet zijn naam en niet zijn lengte. Man, man, man, wat was deze man lang. En wat kon deze meneer goed koken. Hij heeft mijn moeder ooit toestemming gevraagd om de hotelkeuken te mogen gebruiken. Voor hem het toppunt van luxe, kunnen koken op een gasfornuis met 6 pitten, 2 bakplaten en 2 ovens, echt een feestje. Voor mij heel normaal dat grote logge ding dat de halve keuken in beslag nam. Wat voor mij het toppunt van luxe was, was het lekkere (onbekende) eten dat hij voor ons gemaakt heeft. Ik proef de zoete geplukte kip nog, nu 45 jaar later. Wat een feest was dat voor ons. Ook voor hem, want voor hem en de meesten gold dat er behalve werken niet veel ‘dagelijks leven’ was.
Er waren er meer, die van hun tijdelijke verblijfplaats bij ons, ons huis ook een beetje hun thuis maakten. Deden wat zij anders wellicht bij hun eigen thuis deden. Zo maakte een oudere meneer aan de rand van het duin in de zandgrond een moestuin. Vooraf werd hij door iedereen voor gek verklaard, “op duinzand kun je geen groente kweken!” Ik kan je zeggen, het ging prima. Er kwamen aardappelen, sla en radijsjes. En smaken deed het ook. Al met al een geslaagd project dat deze meneer ondernomen had. Bijkomstigheid, deze meneer wist, dat als hij niets te doen had naast het werken, ging drinken. Veel alcohol ging drinken. Zo hield hij zichzelf bij de les.
En er werd veel geholpen, bij voorbeeld met het tweejaarlijkse schilder werk van het pand. Na iedere twee jaar onder de rook van de Hoogovens staan werd het weer nodig tijd om het grijze huis weer wit te maken. Een van de (jonge) heren vond dat het tijd werd voor iets van verandering aan de buitenkant van het pand. Zo werd het dat jaar geschilderd in een gele zandkleur met op de hoeken de uitstaande steen strips in een beige zandkleur. De geschilderde naam op het hotel werd vervangen door twee naamborden met metalen letters, gemaakt door zijn zwager. Het bord -hotel- hiervan is verdwenen, het bord met daarop de naam van het hotel -’t Paaschduin-, hangt nu nog steeds buiten bij mij op de kopse kant van de schuur. Het hotel zelf is verdwenen, net zoals vele andere hotels.
Zo verdween ook mijn connectie met de Hoogovens, wij verhuisden naar de andere kant van het land. En ook nu woon ik niet in het dorp Wijk aan Zee of de omgeving. Wel kom ik er bijna iedere week. Om even ‘uit te waaien en jodium snuiven’ zoals wij dat noemen. En als we dan over de WijkaanZeeërweg (Zeestraat) naar het dorp rijden en op dat stuk de Hoogovens ruiken, ja dan roep ik: Thuis! Want dat is voor mij nog altijd het bijbehorende luchtje, hoe slecht het ook voor de gezondheid is.
In de discussie voor of tegen Tata ga ik me niet mengen, het is een verhitte discussie die ik op de tijdlijnen van het internet tegen kom. Op die tijdlijnen worden naast waarheden aan beide kanten, ook vele malen met modder gegooid en polarisatie is een mooi woord in deze tijd. Natuurlijk heb ik mijn mening over het geheel. Gezond is het naar mijn mening absoluut niet, maar de Hoogovens zijn we al lang kwijt. Dat wat er over is, is Tata en heel veel moderne regelgeving. Hoe er nu gehandeld moet gaan worden? Hoe ik het graag zou zien? Mijn wens voor de toekomst is heel simpel:
Weg met dat Tata, terug met de Hoogovens, maar dan wel een gedegen schone groene Nederlands eigendom Hoogovens, passend bij deze tijd. Laat de staalindustrie op die plek niet verdwijnen. Want als die verdwijnt, verdwijnt ‘Ons dorp Wijk aan Zee’ ook. Dan zal het veranderen in een ‘Boulevard achtige BeachVillage’, net zoals het nu op het strand al ‘Verroompottiseerd’. Laat niet dat verdwijnen, wat ons dorp nu nog steeds bijzonder maakt, zoals het nu nog steeds is. Een prachtig dorp, onder de rook van de Hoogovens, waar in de toekomst de jeugd van nu een betaalbare woning wil kunnen kopen of huren om in hun dorp te willen blijven wonen.